Deze tekst is tot stand gekomen bij de collegereeks ‘Affectieve Processen’ als opdracht tijdens contractonderwijs aan de Faculteit voor Psychologie.  De tekst is gepubliceerd in Het Tijdschrift voor Psychosomatische Fysiotherapie (NFP) – 13e jaargang nummer 4 – vanwege de relevantie van het onderwerp voor (psychosomatisch werkende) fysiotherapeuten. In een aanrakend beroep (b)lijkt bij het aangeraakt worden de aanraking zelf en de aandacht hierop een rol te spelen in de therapeutische praxis in verband met de bewustwording van lichamelijkheidbeleving. Juist daar waar zogenaamde ‘gele vlaggen’ tijdens de screening van patiënten in het geding zijn. Hierbij moet men dan denken aan het affectief aangedaan zijn door processen als rouwverwerking bij ongewenste partnerscheiding en verwerking van verlies van levensgezellen of kinderen.

Troost als affectief proces.
Is troost een eiland vol illusie in een zee van weemoed waar melancholici hopeloos aan land proberen te komen of is troost een solide baken in de woelige wateren van ieders levenszee?  In de eilandsituatie wordt troost voorgesteld als een geïsoleerde locatie, als ware het een passieve troostbestemming van permanente aard. Daarnaast wordt troost voorgesteld als een solide baken, een aanlegplaats bij levensverdriet, troost als een actieve functie en e-motivatie doel van verdriet (Roseman et al., 1994 (1)). In het dagelijks taalgebruik wordt met het Nederlandse troost geen onderscheid gemaakt tussen troost als passief comfort en troost als actieve vertroosting. (vgl. Engelse comfort is troost, gemak en comfort; consolation is vertroosten).  Het Van Dale woordenboek onderscheidt troost als verzachting, leniging van smart of droefenis en vertroosten als (actief) troosten.

Troosten wordt een vluchtige vriendendienst van voorbijgaande aard genoemd of is op zijn best een filosofisch-literair genre; het is niet troostend om de realiteit om te smelten of te overmeesteren (Verhoeven, C., 1971-2004 (2)). Inderdaad is troost niet troostend wanneer het alleen een poging is om verdriet en leed te verklaren of te beredeneren. Leed en verdriet is een existentiële ervaring, waarbij een rouwproces een mogelijkheid biedt om met deze menselijke situatie om te gaan. Troost als gelukshersteller is daarbij van existentieel belang. Van troost en de behoefte daaraan is pas sprake wanneer het aan geluk ontbreekt. Troost heeft de reputatie een restauratieve functie te kunnen vervullen om geluk te herstellen.

In dit paper zou ik aan de hand van empirie en literatuur na willen gaan of troost inderdaad deze reputatie kan waarmaken. En meer specifiek hoe zij dat dan doet. Om enige helderheid in het begrip troost te krijgen lijkt het me voorlopig nodig om een onderscheid te maken in passieve troost en het actieve vertoosten.

Passieve troost
Het Engels vocabulaire kent troost als comfort, als gemak en lijkt overeen te komen met wat in het dagelijkse Nederlandse taalgebied troost genoemd wordt. Kenmerkend hierbij is dat troost dan voornamelijk verwijst naar het object dat troost biedt. Spreekwoordelijk hiervoor is het bekende ‘bakje troost’, karakteristiek voor het altijd, overal en onvoorwaardelijk beschikbaar zijn van dezelfde warme, vloeibare opkikker. Het onveranderlijk gemakkelijke, en comfortabele voor handen zijn van een borrel in een wereld vol onrust biedt troost aan de habituele drinker en een sigaret troost de roker omdat een sigaret niets terugverlangt (behalve misschien afhankelijkheid).

Het onderzoek van Gadge en Innes (2007) (3) beschrijft de voordelen van een zogenaamde zadelzitting van een bureaustoel in vergelijking met de conventionele zitting van een bureau stoel. Dit onderzoek richt zich effectief op comfort. Deze passieve vorm van troost komt tot uitdrukking in het lichamelijke gemak. De term ‘fysical comfort’ is in 1982 geïntroduceerd als een ondervonden graad van fysiek welzijn in respons op een interne conditie dan wel omgevingssituatie.

Omdat er steeds sprake is van een bepaald object, dat de troost passief verschaft zou ik hierbij willen spreken van objecttroost, in tegenstelling tot de actieve troost, waarover later meer.  Objecttroost lijkt vooralsnog te voldoen als troost voor ‘klein’ verdriet en ongemak, zoals bijvoorbeeld troostschoppen het gevoel van een groter gemis voorkomt.  Deze passieve objecttroost kan louter als een variabele positie gemarkeerd worden op een graduele schaal tussen ongemak en gemak (vergelijkbaar met de polaire posities van verdriet en geluk).  Naast de typische valentie dimensie van objecttroost, lijkt objecttroost een product te zijn van hedonische adaptatie (Frederick, S. and Loewenstein, G. (4)). Het comfort welke objecttroost biedt lijkt op een afname van de affectieve intensiteit van ongunstige omstandigheden.

Kenmerkend voor objecttroost is daarenboven de geringe individuele inspanning welke men zich behoeft te getroosten om zich beter te voelen en om in deze vorm van troost een zeker gemak en comfort te ervaren. Al met al, mijns inziens, redenen om deze vorm van troost te benoemen en te onderscheiden als een passieve objecttroost.

Actieve troost
Vertroosten is troosten als menselijke interactie. Hedonische adaptatie werkt niet altijd voor emoties. Soms is het verdriet zo heftig en het leed zo intens, dat er voor troost geen plaats lijkt te zijn. Dan wordt troost afgewezen. Rachel wil zich niet laten troosten voor het verlies van haar kinderen, die vermoord zijn door Koning Herodes in Bethlehem, omdat zij er niet meer zijn (Mt. 2,18). Objecttroost voldoet niet meer bij lijden om het bestaan of existentieel verdriet en wordt als surrogaatoplossing afgewezen. Het verdriet blijft als een intense emotie heersen en er dient een perspectiefwisseling op te treden, wil er sprake zijn van (over)leven.

Draagt troost dit dynamische aspect in zich? Kan troost inderdaad transformerend zijn? Of zijn sommige emoties zo persisterend, zo alles omvattend en zo ontredderend dat het gewone, allerdaagse leven geen doorgang kan vinden? Emoties worden gekenmerkt door een acuut karakter, een betrekkelijk tijdelijke beleving en een object gerichte ervaring met een relevant doel (Zeelenberg, M. and Pieters, R., 2006 (5)). Het beoogde doel van verdriet is verlichting, troost. En troost kan bijgevolg alleen relevante troost genoemd worden wanneer daarmee verdriet verlicht wordt; met andere woorden wanneer troost verdriet transformeert naar geluk.

Wanneer troost ook inderdaad aan deze transformerende voorwaarde voldoet krijgt troost zelf de kenmerken van een emotie; een object gerichte ervaring met het relevante doel: geluk. Daarom kan deze actieve vorm van troost een emotie genoemd worden. Hier kom ik op terug.

Dat er voor deze actieve vorm van troost, vertroosten, iets meer komt kijken dan zitten op bureaustoel met een zadelvormige zitting blijkt uit het artikel van Gilje en Talseth, 2007 (6).  In deze studie wordt onderzocht hoe psychiatrisch verpleegkundigen troost kunnen bemiddelen bij suïcidale psychiatrische patiënten. Hierbij wordt een model of consolation in de praktijk geëvalueerd. Dit troostmodel is door Zweedse onderzoekers ontwikkeld op basis van interviews over getroost worden en troost bemiddeling. Het model bespreekt 8 aspecten bij troostbemiddeling.

Deze aspecten zijn:
• de bemiddelaar van troost
• de lijder, die troost behoeft
• de strijd om open te staan voor troost
• tweespraak van de bemiddelaar met de lijder
• in een gemeenschappelijke verstandhouding zijn
• open staan voor troost
• het verschuivende perspectief
• in een ‘uitzonderlijke’ (heilige) dimensie zijn

In het model verwijst degene die lijdt en troost behoeft naar iemand, die zich niet ‘thuis voelt’ noch bij zichzelf noch bij anderen, bij activiteiten, bij objecten of in een uitzonderlijke, transcendente dimensie. Consolation kan dan optreden wanneer de troostbehoeftige en de troostbemiddelaar mentaal in staat zijn tot troost door er samen in een ontmoeting voor open te staan, ertoe bereid te zijn en erbij aanwezig (present) te zijn en te blijven. In die ontmoeting drukt de troostbehoeftige drukt zijn pijn en verdriet uit; de bemiddellaar luistert zonder te (be)oordelen terwijl hij empatisch participeert met het lijden van degene, die troost behoeft. Aldus wordt er een gemeenschappelijke verstandhouding gerealiseerd, dit betekent in wederzijds contact zijn binnen een ‘uitzonderlijke’ dimensie, die betrokkenen samen delen (dit is schoonheid, goedheid, licht, leven en liefde).

In een gevoelig tweegesprek tussen de troostbehoeftige en troostbemiddelaar, waarbij beiden zich in evenwaardige existentiële positie bevinden, kan er een perspectiefverschuiving optreden wanneer de ‘wond’ van de pijn of het verdriet binnen een betekenisvol patroon gevat kan worden. Troost, consolation wordt dan beschouwd als ‘thuiskomen’.  Gilje en Talseth laten met het artikel Mediating Consolation with Suicidal Patients een begrijpelijke interpretatie van het Model of Consolation zien. Het onderzoek toont ‘thuis’ zijn bij jezelf, ofwel een ethische wijze van zijn, als een hermeneutisch begrijpen van een manier om in staat te zijn tot het bemiddelen van troost bij suïcidale patiënten.

Beide onderzoeken brengen aan het licht dat het bij consolation-troost gaat om een grote persoonlijke betrokkenheid en actieve deelname in het troostproces. In het Model of Consolation is het cruciale actieve moment van troost een verschuivend perspectief. Gilje en Talseth spreken over een existentieel en actief diepgaande innerlijke verandering: thuiskomen.  Het transformerende moment is: hoop. Hope can transform desolation into consolation.

Pionnen van troost
Wanneer er uitsluitend een positieve/negatieve valentiewaardering toegepast wordt op troost, dan lijkt deze alleen voor een passieve vorm van object-troost (comfort) van toepassing. Deze vorm van troost lijkt zich vooral eendimensionaal uit te kunnen drukken.  Actieve troost (consolation) lijkt zich minder eenvoudig te bepalen tot een eendimensionale benadering. Processen als perspectiefwisseling, transformatie door middel van hoop zijn belangrijke meebepalende, zoniet allesbepalende, factoren voor actieve troost. Om te kunnen spreken van perspectiefwisseling en transformatie dient er sprake te zijn van een actieve endogene affectbeleving, die eraan ten grondslag moet liggen. Dit lijken mij argumenten om troost een emotie te kunnen noemen. Meer specifiek is deze actieve troost in de praktijk een positieve emotie.

Een essentiële karakteristiek van troost is dat zij door het verschuivende perspectief de focus verandert, omkeert van een ‘enge’,verdrietige situatie naar een ‘brede’, meer gelukkiger situatie met hernieuwde belangstelling voor positieve activiteiten. Alle positieve emoties verbreden het gedachteactie repertoire in het vervolgen van nieuwe, creatieve en onbetreden paden van gedachten en actie (Frederickson, B.L., 1998 (9) ). Aldus past troost uitstekend in het broaden-and-build model, welke Barbara L. Fredrickson voorstelt als vrij model voor positieve emoties.  Het onderscheid tussen actieve – en passieve troost is door mij aanvankelijk voornamelijk gemaakt om aan te kunnen tonen dat (actieve) troost elementen in zich draagt waardoor zij als emotie bestempeld zou kunnen worden.

Of actieve en passieve troost in het verlengde van elkaar liggen en daarmee misschien uiteindelijk toch op één lijn staan is wellicht afhankelijk van welke waarde men toekent aan de positie van de pionnen op schaakbord van pain en pleasure.

Mogelijke variabelen, die zich hierbij aandienen zijn onder meer:
• mate van actieve participatie in welzijn
• onderscheid in fysiek of psychisch welzijn
• eendimensionale of meerdimensionale emotiebenadering
• hanteren van een biomedisch of biopsychosociaal (mens)model
• al of niet opnemen van een spirituele dimensie

Boodschappers van troost
Ter Horst (10) noemt spreken, aanraken, verzorgen, eten, erop uit gaan, actie, kunst, mythe, cultus en geloof basale vormen om troost inhoud te kunnen geven. Ter Horst bespreekt hier voornamelijk het actieve (ver)troosten, hoewel er geen expliciet onderscheid gemaakt wordt tussen actieve en passieve troost. Zaken en dingen als hulpmiddel, een comfortabel huis, geld en dergelijke kunnen gemak verschaffen en zo bijdragen aan een (passieve) vorm van troost, die ik object-troost heb genoemd.

Hoe welkom, aangenaam of belangrijk ook, met name in die onfortuinlijke situaties, waarin object-troost van levensbelang kan zijn, de behoefte aan actieve troost in verdriet is niet direct  gekoppeld aan het al of niet voor handen zijn van materieel comfort. Een verwarmd zwembad achter in de tuin maakt het verdriet om het verlies van een kind niet minder. Wanneer diezelfde zwemgelegenheid ook nog als ongelukkige plaats voor de verdrinkingsdood van het verloren kind verantwoordelijk is dan wordt dat wat aanvankelijk als een comfortabele troost voor het vermoeide lichaam diende plotseling een pool van verdriet. Het comfortabele zwembad draagt niet eerder weer bij aan troost voordat er een verandering in perspectief heeft plaatsgevonden.

Een perspectiefwisseling met een verandering van focus op gemis en verlies naar een focus op een nieuwe ruimte met een verschuiving van aandacht niet alleen voor het detail maar ook, zoals bij andere positieve emoties, voor het grotere geheel (Frederickson, B.L., 1998 (9)). Het zwembad is pas dan weer een bron van troost wanneer de troostzoeker niet meer in beslag wordt genomen door het verdriet alleen en wanneer het bad opnieuw weet te verleiden om er weer naar hartelust gebruik van te maken. Met andere woorden de objecten zelf zijn feitelijk troostneutraal of wel affectief gekoppeld aan de staat waarin de persoon in kwestie verkeert. Waar voor het lenigen en verzachten van gering verdriet en alledaags ongemak allerlei materiele zaken voor voldoende passieve object-troost zorgen is er voor dieper en ingrijpender verdriet een uitgebreidere dimensie boodschappers van troost van node.

Zo is onder meer hoop een transformerend moment van troost (Söderberg, A., Gilje, F., Norberg, A., 1999 (8).  Het transformeren van ontwrichtend verdriet in troost vraagt een verandering van richting in de wensen en verlangens van buiten naar binnen, van anderen naar zelf, van nadruk op verleden en onbegrensd heden naar heden en toekomst en zij vraagt om te eindigen in een evenwichtige balans tussen beide uitersten (Öhlén, J., Holm, A.-K., 2006 (11)). In het Zweedse troost model wordt ‘een uitzonderlijke dimensie’ als een belangrijke boodschapper van troost genoemd (Norberg, A., et. Al., 2001 (7)). Dit is schoonheid, goedheid, licht, leven en liefde.

Ook religie wordt genoemd als een boodschapper van troost. Een boodschapper van troost, die makkelijk over het hoofd gezien wordt, wellicht omdat zij zo voor de hand ligt is: aanraken.  Ter Horst (2004 (10) schrijft: Aanraken is de eerste vorm van de troost en zou ook de laatste kunnen zijn als het leven ten einde loopt en het zelfbewustzijn verdwijnend is. Er zijn verhalen bekend van mensen, die, teruggekomen uit een diep coma, zich de aanrakingen en strelingen van hun dierbaren herinneren en deze zelfs als aansporing en opwekking hebben ervaren om uit een diepe comateuze slaap op te staan. Doodstrijd en doodsangst krijgen minder kans tijdens de troostende tactiele, letterlijk voelbare nabijheid, van verzorgenden en geliefden. Met de blote hand is men weerloos en aanwezig.

Aanraken is meedelen.
De communicatieve functie van aanraken, althans bij ouders naar kinderen, wordt beschreven en onderschreven door Hertenstein, M.J., 2002 (12).

Nawoord:

Schrale troost
Wanneer er een affectieve transformatie plaats vindt van verdriet naar vreugde op zowel fysiek, intellectueel als sociaal terrein ten gevolge van troost, dan kan men spreken van een bestendige en duurzaam positieve uitwerking van troost. Het broaden-and-build model (Fredrickson, B.L. 1998 (9)) voor positieve emoties wijst op de uitwerking van positieve emoties op fysiek, intellectueel en sociaal gebied. Wordt de troost louter intellectueel en niet tevens fysiek affectief ervaren en sociaal gecommuniceerd middels een nieuw gedragspatroon, dan kan men vaststellen dat dergelijke troost schraal is, want het troost niet of nauwelijks de realiteit uitsluitend verbaal om te smelten of te overmeesteren (Verhoeven, C. 1971 (2)).

Drs. H.L.L. Hoedemaker
Universiteit van Tilburg, Master Sociale Psychologie 2007/2008

Literatuur:

1 Roseman, Ira J., Wiest, C., and Swarts, T.S., 1994, Phenomenology, Behaviours, and Goals Differentiate Discrete Emotions, Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 67, No. 2, 206-221

2 Verhoeven, C., 1971, Het leedwezen, beschouwingen over troost en verdriet, leven en dood, Bilthoven: Ambo

Verhoeven, C., 2004, De duivelsvraag, Een pleidooi voor beschouwelijkheid, Budel: Damon/Erven Verhoeven

3 Gadge, K., and Innes, E., 2007,  An investigation into the immediate comfort, productivity and posture of Bambach™ saddle seat and a standard chair, Work 29, 189-203, IOS press

4 Frederick,S. and Loewenstein, G. Hedonic Adaptation, plaats en jaar van publicatie onbekend.

5 Zeelenberg, M., & Pieters, R., 2006, Feeling is for doing: A Pragmatic approach to the study of emotions in economic behaviour. In D. De Cremer, M. Zeelenberg, & K. Murnigham (Eds.), Social psychology and economics (pp. 117-137.) Mahwah, N.J.: Lawrence Erlbaum Associates, Inc.

6 Gilje, F. and Talseth A.-G., 2007, Mediating Consolation with Suicidal Patients, Nursing Ethics 2007 14 (4) © 2007 SAGE Publications

7 Norberg, A., Bergsten, M., Lundman, B., 2001, A model of consolation. Nurs Ethics 2001: 8: 544-53

8 Söderberg, A., Gilje, F., Norberg, A., 1999, Transforming desolation into conformation: the meaning of being in situations of ethical difficulty in intensive care. Nurs Ethics, 1999, 6: 357-73

9 Fredrickson, B.L., 1998, What Good Are Positive Emotions?, Review of General Psychology, Vol. 2, No.3, 300-319

10 Horst, W. ter, 2004, Over troosten en verdriet, Kampen, Kok

11 Öhlén, J., Holm, A.-K., 2006, Transforming Desolation into Consolation: Being a Mothe with Life-Threatening Breast Cancer, Health Care for Women International, 27:18-44

12 Hertenstein, Matthew J., 2002, Touch: Its Communicative Functions in Infancy, Human Development 2002; 45:70-94